Het wettelijk gemeenschapsstelsel

Elk huwelijk is onderworpen aan een huwelijksvermogensstelsel, ook indien er geen huwelijkscontract werd afgesloten. Als koppels géén huwelijkscontract hebben afgesloten, vallen ze onder het wettelijk stelsel en dat vanaf de dag van hun burgerlijk huwelijk.

In een wettelijk stelsel zijn er drie vermogens:

  • één gemeenschappelijk vermogen;
  • twee aparte, eigen vermogens. 
 

 

Hoe worden de goederen verdeeld?

 

Erg vereenvoudigd gesteld, beheersen een viertal basisregels de werking van dat stelsel. In het wettelijk stelsel heb je:

Eigen goederen

  • Alle goederen die de partners al bezaten van vóór het huwelijk (bv. de auto van de ene partner, een bouwgrond die of huis dat aangekocht werd vóór het huwelijk…);
  • Goederen uit erfenissen en uit schenkingen.

Eigen schulden

  • Strikt persoonlijke goederen
  • De schulden die men had vóór het huwelijk;
  • De schulden die verbonden zijn aan een erfenis of een schenking (zoals de verschuldigde successierechten en schenkingsrechten).

Gemeenschappelijke goederen

  • Alle inkomsten die verworven worden tijdens het huwelijk, zowel de beroepsinkomsten (lonen, wedden, werkloosheidsuitkeringen…) als de eigen inkomsten (bijvoorbeeld de huurgelden van een eigen aangekochte woning, de effecten die men reeds vóór het huwelijk bezat);
  • Alle goederen waarvan niet kan bewezen worden dat ze eigendom zijn van één van de partners;
  • Samen aangekochte goederen (zoals de woning die werd gekocht)

Gemeenschappelijke schulden

  • De schulden die zijn aangegaan door beide partners;
  • De schulden aangegaan voor de huishouding en de opvoeding van de kinderen;
  • De schulden die zijn aangegaan in het belang van de goederen in het gemeenschappelijk vermogen.

Er gelden bepaalde regels in verband met het bestuur en het beheer van goederen en het bewijs van de eigendom.

 

 

 

Wat met de schulden van mijn huwelijkspartner?

 

Als mijn huwelijkspartner schulden maakt, kunnen de schuldeisers dan al onze gemeenschappelijke goederen in beslag nemen of slechts de helft ervan? Kan men ook mijn eigen goederen in beslag nemen of blijven die buiten schot?

Alle schulden waarvoor de partners samen ondertekenen zijn sowieso gemeenschappelijke schulden. Maar ook schulden die slechts door één van de huwelijkspartners aangegaan worden, kunnen gemeenschappelijke schulden zijn. De huwelijkspartners - onder welk huwelijksstelsel zij ook gehuwd zijn - zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de huishouding en van de opvoeding van de kinderen

Voorbeelden van zo’n gemeenschappelijke schulden zijn:

  • kosten voor het schilderen of herstellen van de woning;
  • kosten voor het herstellen van de wagen, zelfs al behoort die wagen persoonlijk toe aan een van de partners;
  • dokters- en ziekenhuiskosten voor een gezinslid.

De ene partner is niet hoofdelijk of persoonlijk aansprakelijk voor de schulden van de andere, die, gelet op de bestaansmiddelen van het gezin, buitensporig zijn. Dat is een loutere feitenkwestie.

Bv. de man heeft een veel te dure encyclopedie besteld, waarvoor de vrouw niet wenst te betalen; de vrouw bestelt kleren voor 200 euro; als dat een normaal bedrag is voor dat gezin kan de man verplicht worden te betalen, als de vrouw geen inkomsten heeft. De rechtbank heeft hier alle beoordelingsbevoegdheid.

Voor gemeenschappelijke schulden kunnen niet alleen de gemeenschappelijke goederen, maar ook de eigen goederen van de partners aangesproken worden. Dus ook de goederen van die partner die niet mee ondertekend heeft, kunnen voor de terugbetaling van gemeenschappelijke schulden aangeslagen worden.

Eigen goed? Bewijzen!

Goederen waarvan de huwelijkspartner niet kan bewijzen dat ze van hem/haar zijn, worden geacht tot de huwelijksgemeenschap te behoren. Wenst men iets voor zichzelf te houden, dan moet men kunnen bewijzen dat het een eigen goed is.

 

 

Hoe bewijs je dat goederen van jou zijn?

 

Het bewijs dat iets van de ene dan wel van de andere partner is, isvooral van belang zijn bij een echtscheiding. De gemeenschappelijke goederen worden dan verdeeld. Goederen die eigendom zijn van één van de partners worden niet verdeeld. Elke partner behoudt dus zijn eigen goederen.

Ook als schuldeisers van één van de partners beslag komen leggen op zijn goederen, is het zeer belangrijk dat elke huwelijkspartner kan aantonen welke goederen van de ene of andere partner zijn.

Ten slotte is dat ook van belang bij het overlijden van één de partners. De eigen goederen van de overleden partner komen toe aan zijn of haar erfgenamen. De gemeenschappelijke goederen moeten in principe in gelijke helften verdeeld worden tussen de erfgenamen van de eerstoverledene en de langstlevende partner.

 De bewijsregels

Alle meubelen worden geacht gemeenschappelijk bezit te zijn. Ook de meubelen waarvan één van de partners een factuur heeft op naam van slechts één van de huwelijkspartners. Bij echtelijke conflicten komt het meermaals voor dat men wil aantonen dat men bepaalde goederen in uitsluitende eigendom heeft met behulp van een factuur. Als die factuur dateert van tijdens het huwelijk, vormt ze niet het bewijs dat het goed eigendom is van de persoon op wiens naam de factuur staat. Men gaat er steeds vanuit dat een factuur die dateert van de huwelijksperiode betaald werd met inkomsten (= gemeenschappelijk vermogen).

Heb je echter eigen geld, bijvoorbeeld van een erfenis, dan kan dat geërfde geld besteed zijn, herbelegd zijn in bijvoorbeeld een schilderij. In dat geval, en in de veronderstelling dat kan aangetoond worden dat dat schilderij gekocht werd met die eigen - geërfde – gelden, zal het schilderij een eigen goed zijn. Het is immers als herbelegging van eigen geld gekocht.

Wil je een grond, een huis of een ander onroerend goed in wederbelegging als eigen goed aankopen? Dan is het absoluut noodzakelijk dat dit in de notariële aankoopakte vermeld wordt. Zoniet kan dat onroerend goed niet als een eigen goed beschouwd worden!

 

 

Het wettelijk gemeenschapsstelsel aanpassen

Een eigen goed gemeenschappelijk maken of net andersom? Dat kan. Via een huwelijkscontract kan je het wettelijk stelsel lichtjes aanpassen aan de hand van bepaalde clausules.

Je vindt hier meer informatie.

 

 

 

Wat bij een echtscheiding of een overlijden?

 

Bij een echtscheiding:

De huwelijkspartners behouden bij een echtscheiding elk hun eigen goederen. De gemeenschap wordt in twee verdeeld. De partners zullen elk, onder bepaalde voorwaarden, de helft van dat vermogen mogen terugnemen. Indien de partners gemeenschappelijke goederen voor hun eigen rekening hebben gebruikt of indien het gemeenschappelijk vermogen in waarde is gestegen door een toedoen van één van de partners, zullen er verrekeningen plaatsvinden.

Bij het overlijden van één van de partners:

Indien er geen huwelijkscontract werd opgesteld, hangt het erfrecht van de langstlevende af van de gezinssamenstelling:

1. De overledene was gehuwd en had kinderen

De weduwe of weduwnaar krijgt het vruchtgebruik van de hele nalatenschap (de eigen goederen van de overledene + 1/2de van de gemeenschappelijke goederen), de kinderen krijgen de blote eigendom. Alle kinderen van de overledene, uit een vorig of uit het laatste huwelijk, buitenhuwelijkse en geadopteerde, zijn gelijkgesteld en hebben dezelfde rechten.

2. De overledene was gehuwd en had geen kinderen

De weduwe of weduwnaar krijgt de hele gemeenschap of onverdeeldheid (als er geen gemeenschap was) in volle eigendom en het vruchtgebruik van de eigen goederen van de huwelijkspartner. De blote eigendom van de eigen goederen gaat naar de familie van de overledene in deze volgorde:

  • de broers en zussen, met vader en/of moeder als zij nog leven;
  • de vader én moeder wanneer de overledene geen broers of zussen had; de vader of moeder als er geen broers en/of zussen zijn en een van de ouders al is overleden. Samen met die vader of moeder erven dan ook eventuele grootouders.

Zolang de weduwe of weduwnaar leeft, moet de familie haar of hem het gebruik en het genot van die eigen goederen laten.

Als de overledene geen kinderen en ook geen verdere familieleden nalaat, erft de langstlevende echtgenoot de hele nalatenschap in volle eigendom.

Een speciale bescherming is er voor de gezinswoning met huisraad. De weduwe of weduwnaar zal die woning altijd  mogen bewonen  en gebruiken, wie ook de blote eigenaar is, kinderen, stiefkinderen, broers, zussen, neven en/ of nichten.

De huwelijkspartners kunnen elkaar meer geven dan het deel waarin de wet voorziet. Zij moeten dan wel een testament in elkaars voordeel opstellen, of een contractuele erfstelling.

Via een testament is het zelfs mogelijk een regeling te treffen voor het geval men samen overlijdt. Ook voor de langstlevende is het testament bijzonder geschikt. Aangezien men na een zekere tijd een meer nuchtere kijk heeft op zijn huwelijk, en de samenstelling van zijn gezin kent (het al dan niet hebben van kinderen), kan men pas dan weten welk deel van het vermogen aan de langstlevende mag worden gegeven en kan men zo de samenstelling van het legaat in detail bepalen.

 

 
 

Bij het wettelijk stelsel heeft een eigen of gemeenschappelijk “vermogen” niets te maken met de persoonlijke rekeningen op naam van één van de of beide partners. Dat een huwelijkspartner geld heeft staan op een bankrekening op zijn of haar naam betekent dus nog niet dat die gelden behoren tot “zijn of haar vermogen” in de zin van het huwelijksvermogensrecht. De inkomsten zijn in principe gemeenschappelijk. Zelfs als de partners kiezen om hun inkomsten op hun eigen rekening te laten. Bij echtscheiding en bij overlijden zullen beide rekeningen in tweeën verdeeld worden, tenzij men kan bewijzen dat het eigen gelden zijn, bv. verkregen uit een erfenis.