5 misverstanden over nieuw-samengestelde gezinnen

14 september 2015

"Als ik trouw, benadeel ik mijn kinderen uit mijn vorige relatie" 
Indien de overledene kinderen nalaat, zal de langstlevende het vruchtgebruik op de hele nalatenschap erven. Vooral bij een huwelijk waarbij er kinderen uit een vorige relatie zijn, kan deze situatie voor conflicten zorgen tussen de kinderen uit de eerste relatie en de nieuwe echtgenoot. De wet Valkeniers komt daar aan tegemoet. Er bestaat immers in dergelijk geval een mogelijkheid om in de huwelijksovereenkomst een clausule op te nemen waarbij het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot beperkt wordt. Enkel het vruchtgebruik op de gezinswoning en de huisraad kan op die manier niet aan de langstlevende worden ontnomen. Bovendien kunnen de kinderen uit het eerste huwelijk de omzetting van dat vruchtgebruik vragen. Op die manier hoeven de kinderen van de overlevende niet levenslang gebonden te zijn aan hun plusmoeder (stiefmoeder).

Hoe dan ook zal de langstlevende in principe het vruchtgebruik op de gezinswoning behouden. De kinderen kunnen wel de omzetting vragen, maar in tegenstelling tot het vruchtgebruik op de rest van de nalatenschap kunnen ze dit niet eisen. De langstlevende zal het recht behouden om in de woning te blijven wonen.
 

"Als ik hertrouw, erven mijn stiefkinderen ook van mijn nalatenschap"
Stiefkinderen hebben geen wettelijk geregeld erfrecht, hoe sterk de band tussen hen en de stiefouder ook moge zijn. Dit neemt niet weg dat ze kunnen erven via een testament. Het is wel niet steeds mogelijk om kinderen en stiefkinderen een gelijk deel na te laten, aangezien de wettelijke kinderen genieten van een beschermd reservatair erfdeel en de stiefkinderen dus enkel het resterend vrij beschikbaar deel kunnen ontvangen. Dit kan worden verholpen met een adoptie.

Op fiscaal vlak worden stiefkinderen wél gelijk gesteld met de andere kinderen, als er aan een paar voorwaarden voldaan is. Zo moet het stiefkind gedurende een bepaalde tijd bij de overleden plusouder gewoond hebben. In dat geval zullen de stiefkinderen evenveel erf- of schenkbelasting betalen als de eigen kinderen.
 

"Indien ik wettelijk samenwoon met mijn partner, heb ik geen samenlevingscontract nodig"
De wet regelt de basislijnen voor wettelijke samenwoning, maar het regelt lang niet alles. Net zoals bij feitelijke samenwoning kan een samenlevingscontract nuttig zijn. Het zorgt ervoor dat de rechten en plichten concreter worden geregeld. Wie bezit wat? Hoeveel storten we maandelijks op de rekeningen? Wie staat er in voor welbepaalde kosten? Wie neemt het huurcontract over als we uit elkaar zouden gaan? Hoeveel betaalt ieder in de lening van de gezinswoning, die misschien enkel toebehoort aan één van beide?

Dat zijn maar een paar van de lastige vragen die geregeld kunnen worden in zo’n contract.

Merk op dat een samenlevingscontract niet kan raken aan de individuele vrijheid van de partners. Zo kan men niet overeenkomen dat de samenwoners elkaar niet mogen verlaten. Je kan hier wel een financiële regeling afspreken, maar deze moet beperkt worden in de tijd.
 

"Als ik wettelijk samenwoon ben ik zeker dat ik het vruchtgebruik op de gezinswoning erf "
De wet voorziet inderdaad dat de langstlevende bij een wettelijke samenwoning het vruchtgebruik krijgt op de gezinswoning en de aanwezige huisraad. Maar… in tegenstelling tot het huwelijk kan dit door de samenwonende partner ongedaan gemaakt worden, bijvoorbeeld via testament, zelfs zonder medeweten van de langstlevende partner.

Waarom het vruchtgebruik van de langstlevende ontnemen? Het kan zijn dat samenwoners de situatie waarbij de langstlevende het vruchtgebruik verkrijgt, en de kinderen de blote eigendom verkrijgen, willen vermijden uit angst voor latere conflicten. Of misschien wil de erflater niet dat de langstlevende in zijn woning blijft wonen met een nieuwe partner, na zijn overlijden. Afhankelijk van geval tot geval, kan de notaris wel aanraden het vruchtgebruik te beperken in de tijd.

Indien iemand de volle eigendom wil toekennen aan zijn kinderen zonder dat de langstlevende “op straat staat”, zijn er verschillende mogelijkheden. Zo kan je bepalen dat de langstlevende een aangeduide periode in het onroerende goed mag blijven wonen, zodat deze op een comfortabele manier kan zoeken naar een nieuwe woning. Aangezien daarmee de wettelijke erfrechten van de langstlevende worden beperkt, moet dit via een testament gebeuren.

Bij een huwelijk kan zo’n regeling niet: daar erft de langstlevende altijd het vruchtgebruik van de gezinswoning. Bovendien strekt het vruchtgebruik zich bij een huwelijk verder uit: de langstlevende erft minstens de helft van de gehele nalatenschap in vruchtgebruik, niet enkel de gezinswoning.

Bij feitelijke samenwoning kan je evengoed het recht verlenen aan de langstlevende om gedurende een bepaalde periode in het onroerend goed te blijven wonen. Daarvoor kan jouw notaris een “bruikleen overeenkomst” opstellen (ook nog “commodaat” genoemd). Bruikleen heeft minder verregaande gevolgen dan vruchtgebruik, en bovendien is het steeds beperkt in tijd. Het benadeelt de erfgenamen geenszins, want deze worden én blijven volle eigenaar bij overlijden van hun ouder. Ze moeten de bruikleenovereenkomst, door hun ouder aangegaan, wel eerbiedigen.

Ten slotte kan er ook een specifiek “recht van gebruik en bewoning” verleend worden.
Ook bij feitelijke samenwoners bestaat er dus een waaier aan mogelijkheden!
 

"Alles zal naar mijn stiefouder gaan"
Een tweede huwelijk kan tot bittere discussies leiden, bijvoorbeeld indien de tweede echtgenoot een stuk jonger is. De grootste angst van kinderen is dan vaak dat hun ouder alles weggeeft aan de nieuwe echtgenoot, vooral als de contacten met de kinderen slecht zijn. Hoewel de langstlevende echtgenoot zeker iets zal erven, zullen ook de kinderen altijd recht hebben op een beschermd erfdeel. Indien in de huwelijksovereenkomst bedongen staat dat heel de huwelijksgemeenschap naar de langstlevende tweede echtgenoot gaat (“langst-leeft-al-heeft”) en er kinderen uit een eerdere relatie zijn, wordt dit bovendien door de wetgever deels beschouwd als een schenking. Voordeel daarvan? Schenkingen keren terug naar de nalatenschap! De kinderen zullen dus wél degelijk een stukje van de (huwelijks)taart erven…

Bron: Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat