Nieuw in Huwen en samenwonen
4 mei 2015
Heeft jouw huwelijksovereenkomst een face-lift nodig?
Een huwelijkscontract is meer dan ooit een instrument geworden om aan successieplanning te doen. In een huwelijksovereenkomst kunnen echtgenoten afspraken maken en clausules opnemen waarin zij bepalen wat er na hun dood met hun goederen gebeurt. Het blijft echter maar een optimaal instrument voor successieplanning als het huwelijkscontract goed is opgemaakt en niet verouderd is.
En daar knelt het schoentje. Vóór 1981 werden in het huwelijkscontract vaak clausules opgenomen die als doel hadden de langstlevende te beschermen. De klassieker voor echtgenoten gehuwd met gemeenschap van goederen was het verblijvingsbeding, in de volksmond de “langst leeft, al heeft” genoemd. Zoals de naam al laat vermoeden, is het verblijvingsbeding een clausule waarbij de langstlevende de volle eigendom van alle goederen krijgt bij overlijden van de echtgen(o)t(e). Een grote bescherming voor de langstlevende waar wel een fiscaal prijskaartje aan vast hangt.
In 1981 heeft de wetgever de langstlevende echtgen(o)t(e) een automatische bescherming geboden. De langstlevende krijgt vandaag een vruchtgebruik op de nalatenschap zonder dat er een ingreep nodig is. Langstlevende echtgenoten hebben het recht om in de gezinswoning te blijven wonen, en dit zonder er erfbelasting op te betalen. Hetzelfde geldt voor de langstlevende wettelijk samenwonende. Op die manier wou de wetgever vermijden dat de langstlevende gedwongen werd de gezinswoning te verkopen om de erfbelasting te kunnen betalen.
Gevolg van deze evolutie? De oude huwelijksovereenkomsten opgesteld in functie van de oude wetgeving zijn vandaag mogelijks niet meer zo fiscaal voordelig. Veel oude huwelijksovereenkomsten (overeenkomsten van vóór 1981) die als doel hadden de langstlevende te beschermen, bevatten een verblijvingsbeding dat waarschijnlijk zinloos is geworden. Meer nog, sommige bedingen kunnen op fiscaal vlak de langstlevende én de kinderen sterk benadelen. Met het verblijvingsbeding zal de langstlevende immers op het hele vermogen, de erfbelasting moeten betalen. Bovendien zullen de kinderen, wanneer zij op hun beurt erven, opnieuw erfbelasting moeten betalen. De fiscus int op hetzelfde vermogen dus meermaals erfbelasting. Voor de gezinswoning geldt er een vrijstelling tussen echtgenoten . Het is dus belangrijk dat de langstlevende kan kiezen of zij of hij (meestal is het zij) de woning helemaal in eigendom wenst te nemen. Kiest zij om de helft van de eerststervende helemaal te nemen, dan zijn er helemaal geen successierechten verschuldigd op die woning. Het hangt dus af van de vraag of de overblijvende echtgenote al dan niet het huis wil behouden. Als zij de woning niet wenst te behouden dan neemt ze via het keuzebeding alle rechten op in het huis en kan zij het huis alleen verkopen. Verkiest de overgebleven ouder te blijven wonen in de ouderlijke woning dan is het aan te raden dat de langstlevende enkel het vruchtgebruik erft zodat de kinderen reeds de helft erven van de woning. Zij erven dan de andere helft van de woning bij het overlijden van de langstlevende. Is de langstlevende echter alleen eigenaar gebleven van de woonst dan worden de kinderen belast op de gehele waarde van de gezinswoning.
Deze keuze heeft men slechts als het oud contract wordt aangevuld met een keuzebeding.
Een clausule in een huwelijksovereenkomst kan je niet zomaar links laten liggen, maar gelukkig kan je een huwelijksovereenkomst wel wijzigen. De notaris kan voor jou de clausules herbekijken en berekenen welke clausules beter geschrapt en vervangen kunnen worden om een fiscale kater te voorkomen.
Zit je met een oud huwelijkscontract? Spreek de notaris aan en vraag hem jouw huwelijkscontract even te bekijken. Een kleine wijziging van het huwelijkscontract betekent misschien wel een grote besparing voor jouw erfgenamen.
Bron: Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat