Gehuwd of ongehuwd bij de aankoop van een woning: maakt het een verschil uit?

30 juli 2018

Ongehuwd samenwonende partners, bv. partners die wettelijk samenwonen, hebben elk een eigen vermogen. De goederen die ze samen aankopen, bv. een woning, behoort hen in ‘onverdeeldheid’ toe. Een onverdeeldheid betekent dat het eigendomsrecht op de zaak mathematisch en abstract wordt verdeeld. Er is dan sprake van een mede-eigendom.

Bij een huwelijk onder het wettelijk stelsel, dus zonder huwelijkscontract, ontstaan er daarentegen drie vermogens: de eigen vermogens van de huwelijkspartners én een gemeenschappelijk vermogen. Een gemeenschappelijk vermogen is iets anders dan een ‘onverdeeldheid’.

Werken met een gemeenschappelijk vermogen laat toe om bepaalde bedingen toe te passen, die de huwelijkspartners kunnen beschermen wanneer één van hen zou overlijden. Zo kunnen huwelijkspartners bepalen dat de gezinswoning in zijn geheel aan de langstlevende zal toekomen, via de werking van een keuzebeding. Bij een onverdeeldheid kan dat niet. Heel vaak wensen ongehuwde en gehuwde koppels dus dat de woning later in de huwgemeenschap komt, zodat ze elkaar maximaal kunnen beschermen.

Getrouwde koppels die samen mede-eigenaar zijn van een woning (omdat de aankoop bv. vóór het huwelijk gebeurde) moeten vandaag bij de notaris een huwelijkscontract opstellen met oog op de inbreng van de woning in de gemeenschap. Bij koppels die al getrouwd waren op het moment van de aankoop van de woning, zal de woning automatisch in het gemeenschappelijk vermogen vallen. Iedere gezamenlijke aankoop door de partners tijdens het huwelijk valt immers in het gemeenschappelijk vermogen. Gehuwd of ongehuwd bij de aankoop van een woning: het maakt dus wel degelijk een verschil uit.

Het nieuw huwelijksvermogensrecht dat in werking treedt op 1 september 2018 introduceert de ‘anticipatieve inbreng’.  Partners die vóór het aangaan van een huwelijk samen een goed hebben aangekocht, kunnen - voor zover zij elk exclusief en ten belope van gelijke delen volle eigenaar zijn van de woning (50/50) - in de aankoopakte een verklaring van anticipatieve inbreng laten opnemen. Dankzij deze verklaring zal het goed, op het moment van hun huwelijk, automatisch tot het gemeenschappelijk vermogen behoren. De inbreng zal dus niet meer moeten gebeuren via een huwelijkscontract, wat in sommige gevallen bepaalde kosten kan besparen voor de koppels.

Dat de inbreng niet meer via een huwelijkscontract zal moeten gebeuren, betekent echter niet dat de koppels zichzelf automatisch een bezoek bij de notaris besparen. Heel vaak wensen koppels in een huwelijkscontract bedingen op te nemen met oog op hun vermogensrechtelijke bescherming. Hiervoor zal nog een steeds een huwelijkscontract nodig zijn. Bovendien kan de notaris aan een koppel de nodige advies geven, zodat zij hun huwelijksvermogensstelsel volledig en correct kunnen afstemmen op hun eigen noden en wensen.

Bron: Fednot