Erfpacht, opstal en natrekking

Het recht van erfpacht is het recht om het volle genot te hebben van een onroerend goed, dat aan iemand anders toebehoort.

Het recht van opstal is het recht om de eigendom van gebouwen of beplantingen te hebben op andermans grond.

Het recht van natrekking ten slotte is een recht, waardoor de vruchten van roerende goederen en de gebouwen en beplantingen op onroerende goederen vermoed worden aan dezelfde eigenaar toe te behoren.

 

 

1. Het registratierecht

Een registratierecht van 2% is verschuldigd op het totaal van de vergoedingen die de erfpachter of opstalhouder betaalt aan de eigenaar.

Voorbeeld: een erfpacht wordt gevestigd voor 52 jaar, met een pacht van € 750 per jaar: er is 2% op  39.000 euro (750x52) of  780 euro aan registratierechten verschuldigd.

Bij het beëindigen van het recht moet geen registratierecht betaald worden op de overgang van de gebouwen naar de grondeigenaar.

Wanneer de eigendom van gebouwen, die werden opgericht door de erfpachter of de opstalhouder, tijdens de duur van het opstalrecht of het recht van erfpacht wordt overgedragen, zullen de registratierechten wel verschuldigd zijn.

 

2. De personenbelasting

De vergoedingen die een eigenaar die privé optreedt, ontvangt, worden belast als onroerende inkomsten. Zij worden belast voor het jaar waarin zij betaald worden.

Indien de eigenaar beroepsmatig optreedt, worden die vergoedingen belast als bedrijfsinkomsten. De basis voor de belasting is die waarop de registratierechten berekend worden, dus in feite die die aangegeven is in de vestigingsakte.

De privépersoon mag geen kosten in mindering brengen, diegene die beroepsmatig optreedt wel.

De erfpachter of opstalhouder die niet beroepsmatig optreedt mag de vergoedingen die hij betaald heeft in mindering brengen van zijn globaal belastbaar inkomen. Het kadastraal inkomen, of de huurinkomsten, moeten in zijn aangifte voor de personenbelasting opgenomen worden. Hij moet eveneens de onroerende voorheffing betalen.