Bij een echtscheiding:
De huwelijkspartners behouden bij een echtscheiding elk hun eigen goederen. De gemeenschap wordt in twee verdeeld. De partners zullen elk, onder bepaalde voorwaarden, de helft van dat vermogen mogen terugnemen. Indien de partners gemeenschappelijke goederen voor hun eigen rekening hebben gebruikt of indien het gemeenschappelijk vermogen in waarde is gestegen door een toedoen van één van de partners, zullen er verrekeningen plaatsvinden.
Bij het overlijden van één van de partners:
Indien er geen huwelijkscontract werd opgesteld, hangt het erfrecht van de langstlevende af van de gezinssamenstelling:
1. De overledene was gehuwd en had kinderen
De weduwe of weduwnaar krijgt het vruchtgebruik van de hele nalatenschap (de eigen goederen van de overledene + 1/2de van de gemeenschappelijke goederen), de kinderen krijgen de blote eigendom. Alle kinderen van de overledene, uit een vorig of uit het laatste huwelijk, buitenhuwelijkse en geadopteerde, zijn gelijkgesteld en hebben dezelfde rechten.
2. De overledene was gehuwd en had geen kinderen
De weduwe of weduwnaar krijgt de hele gemeenschap of onverdeeldheid (als er geen gemeenschap was) in volle eigendom en het vruchtgebruik van de eigen goederen van de huwelijkspartner. De blote eigendom van de eigen goederen gaat naar de familie van de overledene in deze volgorde:
- de broers en zussen, met vader en/of moeder als zij nog leven;
- de vader én moeder wanneer de overledene geen broers of zussen had; de vader of moeder als er geen broers en/of zussen zijn en een van de ouders al is overleden. Samen met die vader of moeder erven dan ook eventuele grootouders.
Zolang de weduwe of weduwnaar leeft, moet de familie haar of hem het gebruik en het genot van die eigen goederen laten.
Als de overledene geen kinderen en ook geen verdere familieleden nalaat, erft de langstlevende echtgenoot de hele nalatenschap in volle eigendom.
Een speciale bescherming is er voor de gezinswoning met huisraad. De weduwe of weduwnaar zal die woning altijd mogen bewonen en gebruiken, wie ook de blote eigenaar is, kinderen, stiefkinderen, broers, zussen, neven en/ of nichten.
De huwelijkspartners kunnen elkaar meer geven dan het deel waarin de wet voorziet. Zij moeten dan wel een testament in elkaars voordeel opstellen, of een contractuele erfstelling.
Via een testament is het zelfs mogelijk een regeling te treffen voor het geval men samen overlijdt. Ook voor de langstlevende is het testament bijzonder geschikt. Aangezien men na een zekere tijd een meer nuchtere kijk heeft op zijn huwelijk, en de samenstelling van zijn gezin kent (het al dan niet hebben van kinderen), kan men pas dan weten welk deel van het vermogen aan de langstlevende mag worden gegeven en kan men zo de samenstelling van het legaat in detail bepalen.