Doordat zo’n verbod het principe van het vrij verkeer van goederen op de helling zet, moet de schenker hierbij enige terughoudendheid aan de dag leggen. Daarom duldt onze rechtspraak dergelijk vervreemdingsverbod enkel als twee voorwaarden gerespecteerd worden:
- het moet beperkt zijn in de tijd
- het moet een rechtmatig belang dienen.
Zo wordt aanvaard dat een vervreemdingsverbod, dat ingebakken zit in een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik, geldig is, omdat het beperkt is in de tijd (namelijk het leven van de schenker) en een rechtmatig belang dient (namelijk het rustig genot van de schenker die niet plots geconfronteerd wenst te worden met een wildvreemde nieuwe blote eigenaar).
Wanneer komt zo’n voorwaarde nog voor? Bv. bij een verbod tot vervreemden van een schenking van familiesouvenirs. Of als een geschonken onroerend goed paalt aan een eigen erf van de schenker die het ongestoord bezit van dat laatste wil te behouden. Ook dan is een in de tijd beperkt vervreemdingsverbod verdedigbaar.
De eindtermijn van het vervreemdingsverbod koppelen aan het overlijden van de schenker wordt doorgaans als een correcte beperking in de tijd beschouwd. Omgekeerd echter zal het beding dat de onvervreemdbaarheid het hele leven lang van de begiftigde moet duren, niet geldig zijn.