Wie geld leent bij een financiële instelling om een onroerend goed aan te kopen of de bouw ervan te financieren, moet dit geld terugbetalen. Indien hij of zij overlijdt, zijn het de erfgenamen die dit goed verkrijgen. Ze moeten ook het openstaande saldo van de lening terugbetalen. De erfgenamen van de overledenen, jonge kinderen bijvoorbeeld, zullen dikwijls niet in staat zijn om de lening terug te betalen. Ze zullen mogelijks genoodzaakt zijn om de woning te verkopen in moeilijke omstandigheden om het saldo van de financiering te kunnen aflossen.
Om zo’n rampzalige situaties te vermijden en de terugbetaling van het krediet te garanderen, eisen financiële instellingen doorgaans van hun kredietnemers dat zij een levensverzekering afsluiten. Deze verzekering wordt dan aan hun hypothecair krediet gehecht.
Een levensverzekering is een overeenkomst tussen een verzekeringsmaatschappij en een verzekeringnemer. In ruil voor de betaling van de premies verbindt de maatschappij zich ertoe een vast kapitaal uit te keren aan een begunstigde die in de overeenkomst opgegeven wordt. Het kapitaal wordt uitgekeerd bij overlijden van de persoon op wiens hoofd de verzekering is afgesloten (overlijdensverzekering) of op een bepaald tijdstip (bijvoorbeeld op het ogenblik dat de persoon de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt).
De verzekeringnemer is niet noodzakelijkerwijs de begunstigde of de persoon op wiens hoofd de verzekering werd onderschreven. Zo kan een vrouw een overlijdensverzekering afsluiten voor haar man. In dat geval betaalt zij zelf de premies. Ingeval haar man overlijdt, is zij de begunstigde van het kapitaal.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen twee belangrijke soorten levensverzekeringen bij hypothecaire leningen: schuldsaldoverzekeringen en gemengde levensverzekeringen.